‘De Staat van het wilde dier’

Sprookjes bestaan niet, of toch wel?

‘Daar wordt aan de deur geklopt….’, om even in de sfeer van het jaar te blijven. Ik doel nu alleen op onze grijze vriend, de wolf, uit onder meer ‘de wolf en de zeven geitjes’. Die is zo slim om zich alsmaar aan te passen om toch daar te komen waar hij graag wil zijn: geitjes oppeuzelen. En slim is ie. En niet alleen in sprookjes. In de inleiding van de RDA (Raad voor Dierenaangelegenheden) tijdens de regionale bijeenkomst ‘Dieren in de natuur: een sprookje?’ werd verteld dat het romantische beeld wat sommige mensen hebben over natuur, waaronder ‘dieren hun gang laten gaan’ en ‘afblijven van dieren’, niet mogelijk is in een Nederland van nu. Echter, romantisch in de zin van sprookjesachtig en avontuurlijk lijkt me toch best van toepassing. De oorspronkelijke vertellingen van sprookjes zijn namelijk ook helemaal niet erg lieflijk! Al die geitjes die opgevreten worden, en roodkapje etc etc. Je zou niet meer naar buiten durven! Sprookjes zijn uiteraard wel onwerkelijk en spreken tot de verbeelding. En ook voor de wilde dieren om ons heen anno nu kunnen we best lering trekken uit sprookjes: ga niet onbezonnen het bos in, wees bewust dat dieren slimmer zijn dan wij mensen denken etc.

Schurende kwesties

Tijdens de inleiding werd er gesuggereerd dat wilde dieren in Nederland wel beheert moeten worden, omdat wilde dieren niet hun gang kunnen (lees: mogen) gaan in een drukbevolkt land als Nederland. En daar zit een ‘leuke’ uitdaging. Er zit een verschil in beheren in de zin van begeleiden van processen en in de zin van beheersen, dat wij – mensen – alles bepalen. En het andere uiterste is dan natuurlijk ‘niets doen’ en alles maar zijn gangetje laten gaan. Dat laatste is een utopie. Hoe je het ook went of keert, mensen doen iets, altijd, net zoals dieren. We reageren op elkaar. Hoe je reageert op elkaar, en hoe je je beheer dus inzet, daar zit het verschil tussen beheren en beheersen. De bijeenkomst ging over schurende kwesties, dus daar speel ik graag nog even mee.  Eén grote schurende kwestie is voor mij eigenlijk het woordgebruik van het boek, de enquête en de bijeenkomst in algemene zin:

De ‘staat’ van het (wilde)dier

Wanneer we het over discourse hebben, of gewoon even simpel gezegd op zijn boerenhollands: (bepaald) woordgebruik. Dan klopt hier al iets niet, naar mijn mening althans. Zeker niet in een drukbevolkt land – door mens en dier – als Nederland. Het woord ‘staat’ triggert mij namelijk. En daarmee doel ik niet op de betekenis ‘hoe het ermee staat’, of zoals de RDA heeft onderzoekt, wat wij Nederlanders vinden van gehouden dan wel niet-gehouden (=wilde) dieren. Mij triggert de andere betekenis van ‘staat’, namelijk een eigen koninkrijkje voor wilde dieren, naast een koninkrijkje voor mensen. Of weer op zijn boerenhollands: wilde dieren horen in wilde natuur thuis, ver weg en vooral gescheiden van de gebieden waar wij – mensen – wonen. Maar wie mij al eventjes kent, weet dat dat niet is waar we met zijn allen naar zouden moeten streven. Dat gaat voorbij aan wat we nu zien gebeuren: wilde dieren zijn er al om ons heen. Ze zijn niet meer weg te denken uit onze samenleving. Het hele idee van wilde dieren daar, wij mensen hier, is achterhaald. Wij mensen – wij menselijke dieren zoals sommigen het ook wel verwoorden – moeten weer leren met de andere dieren om ons heen om te gaan. En dat betekent heus niet dat je iedereen dan maar uit moet nodigen aan tafel en alle deuren wijd open zetten. Het betekent wel dat we anders moeten gaan leren kijken naar onze omgeving en anders met onze omgeving om moeten leren gaan. Heel specifiek betekent dat ons gedrag naast dat van het gedrag van wilde dieren leggen. En daarbij niet alleen kijken naar overeenkomsten en verschillen, maar vooral kijken naar: hé, waarom ben jij hier? Wat brengt jou hier? En vervolgens te bedenken, hoe gaan we daar samen een weg in vinden? Zodat we zo min mogelijk ‘last’ van elkaar ervaren. Dat kan soms heel simpel zijn, zoals wanneer de gemeenschappelijke deler een bepaalde voedselbron is in een bepaalde periode van het jaar: jij wilt oogsten, het dier wil eten. Een oplossing kan zijn – afhankelijk van locatie/context/dier – dat er een tijdelijk hekwerk geplaatst wordt. Of dat het dier gefopt wordt door aan de randen andere planten aan te planten, of geurpanelen of andere technische snufjes neer te zetten om het dier te misleiden. Of überhaupt op het hele perceel andere gewassen planten die dat betreffende dier/dieren vreselijk vinden. Iedere context, iedere diersoort, heeft uiteraard zijn eigen problematiek en daarmee zijn eigen oplossing. Daarom, en dat is een ander punt wat in de discussie kort naar voren kwam: ga voor

 

Dynamisch beheer

Dit zou zomaar uit mijn eigen onderzoek kunnen komen 😉 . Eén oplossing die 10 jaar vaststaat, dat is achterhaald. De omgeving verandert zo snel, denk alleen maar aan de klimaatsveranderingen. Door flexibiliteit in beheer kun je veel gerichter keuzes gaan maken. En uiteraard zitten daar grijze gebieden tussen. Maar dat is nu niet anders. Bovendien, dit  dynamische beheer gaat niet alleen maar over hoe wij naar dieren kijken en met dieren omgaan. Het gaat om de dynamiek tussen mens-dier-omgeving. Volgend op een suggestie tijdens de discussie om een nieuw discourse te ontwikkelen over onze ambivalente houding over dood en dier, wil ik dat veel breder trekken: we hebben een nieuw begrippenkader rondom ‘samenleven met wilde dieren’ nodig. En naar mijn idee moet dat begrippenkader juist meenemen dat een dynamische benadering nodig is. Dat het bovendien niet alleen gaat over dieren, maar dat de relatie tussen mensen-dieren-leefomgeving centraal moeten staan. Laat ik beginnen te zeggen dat we dan de term ‘RDA’ gaan reframen naar ‘Raad voor mens-dier-omgeving aangelegenheden’ en dat we gaan voor natuurinclusief samenleven, dynamisch beheer en het vooral blijven hebben over de mens-dier-omgeving-relatie.

Dus op naar een ‘natuurinclusieve leefomgeving’, inclusief begrippenkader. En is daarvoor enkel natuurbeheer nodig? Nee, juist ook de sociale – bewustwordings – kant van het verhaal. En dat bereiken we niet door alleen kennis te delen vanuit natuurbeheer. Juist ook ervaringen, verhalen, gesprekken met de lokale wildbeheerder, de lokale bewoner die zwijnen in zijn tuin heeft, en in het algemeen het delen van fijne en nare ervaringen met wilde dieren, en allerlei initiatieven zoals natuurinclusief bouwen. Dat alles samen draagt bij aan wat we willen bereiken met zijn allen: het creëren van een diversiteit aan samenlevingsvormen met wilde dieren.